De Indiase Raad voor de Journalistiek heeft een Indiaas magazine veroordeeld in verband met valse aantijgingen tegen Hizb ut Tahrir. Zij oordeelde dat wat het magazine heeft gepubliceerd schadelijk en in strijd met de journalistieke normen is. Een Indiaas magazine genaamd Junior Vikatan, welke gevestigd is in de deelstaat Madras, heeft Hizb ut Tahrir in een door haar gepubliceerd artikel op 03-08-2008 vals beschuldigd van een aantal zaken, zoals: “Hizb ut Tahrir is een terroristische partij, Hizb ut Tahrir is verantwoordelijk voor de moordaanslag op Benazir Bhutto en een aantal andere wereldleiders, de partij is een broeinest voor terroristen over de hele wereld , Hizb ut Tahrir is hetzelfde als de “Indiase Khilafa-beweging”, en nog andere beschuldigingen.
Dit was voor de partij de aanleiding om een advocaat in te schakelen. Deze advocaat heeft op zijn beurt direct contact opgenomen met de desbetreffende persoon van dit magazine, Sjafie Mona. Het magazine was verrast door de snelle actie, vooral omdat de advocaat zichzelf presenteerde als zijnde de advocaat van de partij en omdat hij vanuit New Delhi belde. Deze stad ligt heel ver weg van Madras. De advocaat meldde het magazine dat hij een rechtszaak zou aanspannen tegen haar, omdat zij de internationale politieke partij valselijk heeft beschuldigd. Het magazine eiste dat de advocaat zijn protest schriftelijk zou bevestigen, wat de advocaat onmiddellijk deed. In de eerstvolgende editie publiceerde het magazine deze protestbrief met als titel: “Hizb ut Tahrir is geen terroristische organisatie”. Deze brief was direct en duidelijk, de advocaat legde in deze brief uit dat het doel van de partij is het bereiken van de renaissance van de Islamitische oemma, welke gebeurt door het toepassen van Islam door middel van het oprichten van de Khilafa-staat, en dat de methode die gebruikt wordt voor het oprichten van de Khilafa-staat een intellectuele en politieke strijd is en dat dit niet gebeurt door middel van geweld.
Het publiceren van de protestbrief door het magazine zou men kunnen opvatten als een verontschuldiging, maar de advocaat nam hier geen genoegen mee. Hij schreef nog een brief naar het magazine waarin stond dat het publiceren van zijn protestbrief niet voldoende was en dat de partij een duidelijk excuus eiste. Het magazine verzocht om een ontmoeting met partijleden in de staat Tamil Nadoe. De advocaat meldde het magazine dat er in deze regio geen vertegenwoordiger van de partij is en dat het daarom niet mogelijk was om een dergelijke ontmoeting te realiseren. Door het organiseren van een ontmoeting wilde het magazine er achter komen wie de verantwoordelijke leden van de partij in deze regio zijn.
Op 18-09-2008 heeft de advocaat bij de Indiase Raad voor de Journalistiek een klacht tegen het magazine ingediend. Op 31-03-2010 was hierover een zitting, waarbij de advocaat van het magazine aanwezig was. De advocaat van het magazine probeerde er omheen te draaien door te zeggen dat de advocaat van de partij geen officiële gemachtigde voor de partij is omdat het contact tussen de advocaat en de partij alleen via internet verloopt. De advocaat van de partij overlegde tijdens de zitting officiële documenten waaruit bleek dat hij officieel door de partij is gemachtigd, de advocaat van het magazine bleef echter volhouden dat het niet zo was. De Raad van de Journalistiek accepteerde de advocaat wel als officiële vertegenwoordiger van de partij en deed de volgende uitspraak:
1 : Het bezwaar van de advocaat van het magazine dat de advocaat van de partij geen officiële vertegenwoordiger zou zijn is ongegrond verklaard en het bezwaar is alleen een formaliteit.
2 : De aantijgingen die het magazine uitte over de partij zijn gevaarlijke aantijgingen, maar de Raad beschikt niet over de mogelijkheid om de juistheid van deze aantijgingen te controleren. De uitspraak van de Raad beperkt zich tot het onderzoek van het magazine: Het onderzoek is slecht en in strijd met de journalistieke normen en de eiser heeft het recht om te reageren.
De Raad beschouwde het publiceren van de brief van de advocaat in het magazine als een soort excuus voor het geplaatste artikel, het artikel waarover de Raad concludeerde dat het in strijd was met de journalistieke normen.
Wij verwachtten van de koefr regimes en zijn instanties niet meer dan wat de Indiase Raad van de Journalistiek heeft gedaan. Men kan niet verwachten dat de Raad het publiceren van dergelijke artikelen scherp zou gaan veroordelen, vooral niet omdat de Partij duidelijk en openlijk de koefr regimes verwerpt.
Het feit dat de Indiase Raad voor de Journalistiek de publicatie van de brief van de advocaat, welke een reactie was op het geplaatste artikel, met als titel “Hizb ut Tahrir is geen terroristische organisatie” beschouwde als een excuus van het magazine, kan worden gezien als een erkenning dat het magazine fout was en dat het protest van de partij op het artikel terecht was.
Het is belangrijk om te vermelden dat het magazine “Junior Vikatan” een veel gelezen blad is onder de intellectuelen van de Tamils die in deze provincie wonen, daardoor had het winnen van deze zaak een positief effect onder de Tamils en ontstond er bij hun een goed beeld over de partij. Allah zij geprezen voor alles (Alhamdoelilah).
Osman Bakhash
Directeur van het centraal mediabureau van Hizb ut Tahrir