Nederland is medeplichtig aan de onderdrukking in Palestina
Onlangs onthulde Investico, het Nederlands Dagblad en BOOS na onderzoek dat de Nederlandse organisatie “Christenen voor Israël” via slinkse constructies geld heeft doorgesluisd voor de bouw van illegale “Israëlische” nederzettingen en de bewapening van kolonisten op de bezette Westelijke Jordaanoever. Deze organisatie, die onder een religieus-humanitaire dekmantel opereert, blijkt in werkelijkheid actief bij te dragen aan de kolonisatie en militaire versterking van de genocidale bezettingsstaat.
Het feit dat dergelijke praktijken in Nederland niet alleen worden toegestaan, maar ook nog eens fiscaal worden beloond via belastingaftrek, onderstreept de diepe medeplichtigheid van de Nederlandse staat. De lakse houding van het kabinet om dit aan te pakken, maakt haar medeverantwoordelijk voor de instandhouding van een brute, illegale bezetting die dagelijks het leven van Palestijnen ontwricht.
Wat deze situatie nog schrijnender maakt, is de reactie van de politiek die daarop volgde. In plaats van de ernst van het onderzoek onder ogen te zien en verantwoordelijkheid te nemen voor de betrokkenheid van Nederlandse instellingen bij oorlogsmisdaden, koos het kabinet ervoor om het onderzoek in twijfel te trekken en niet in debat te gaan.
Maar wat kan je verwachten van een land wiens burgers zich zonder consequenties mogen aansluiten bij het “Israëlische” leger – zelfs wanneer dat leger zich schuldig maakt aan oorlogsmisdaden en genocide. Waarbij in andere contexten, zoals bij betrokkenheid bij buitenlandse gewapende groepen, dit strafbaar zou zijn of tenminste tot maatschappelijke verontwaardiging leiden. Maar voor “Israël” geldt kennelijk een uitzonderingspositie.
Om deze blinde loyaliteit te rechtvaardiging gebruikt Nederland afleidingsmanoeuvres waarbij feiten die het dominante Israël-narratief onder druk zetten systematisch worden verdacht gemaakt, gebagatelliseerd of eenvoudigweg geweigerd te erkennen.
Een recent voorbeeld hiervan is de weigering van de Nederlandse regering om de benoeming van professor Francesca Albanese als VN-rapporteur voor de mensenrechten in Palestina te steunen. Ondanks haar internationale erkenning en deskundigheid, werd haar uitnodiging geannuleerd vanwege haar kritische houding jegens de zionistische bezetting.
De meerderheid van de Tweede Kamer draagt actief bij aan deze dynamiek. In recente jaren zijn meerdere moties aangenomen die kritiek op “Israël” vrijwel volledig criminaliseren door deze gelijk te stellen aan antisemitisme. Daarmee wordt niet alleen de leus “From the river to the sea” strafbaar, maar ook bredere vormen van vreedzaam protest, politieke solidariteit en academische analyse. De zogenaamde vrijheid van meningsuiting wordt selectief toegepast en afhankelijk gemaakt van geopolitieke voorkeuren. De oproep van minister Dijkgraaf om de IHRA-definitie van antisemitisme leidend te maken voor beleid, verscherpt dit gevaar: deze definitie is zo vaag en politiek gestuurd dat legitieme kritiek op een staat wordt omgevormd tot een haatmisdrijf.
Wat zich hier voltrekt is meer dan politieke laksheid of lafheid: het is actieve medeplichtigheid aan onderdrukking. De structurele loyaliteit aan de genocidale bezetter en de bereidheid om systematisch onrecht te legitimeren omwille van bondgenootschap, plaatsen Nederland moreel en historisch aan de verkeerde kant. Wie zwijgt, weglacht of probeert te bagatelliseren, is medeverantwoordelijk voor het leed dat dagelijks wordt aangericht tegen het Palestijns volk dat al decennia wordt beroofd van land, menselijkheid en waardigheid.
Okay Pala Directeur Media Bureau Hizb ut Tahrir Nederland