Nieuwe onthullingen bevestigen grootschalig anti-Islambeleid op gemeentelijk niveau
Het NTA-incident en de heimelijke observaties
In 2017 kwam aan het licht dat de gemeente Delft onder leiding van burgemeester Marja van Bijsterveldt opdracht gaf aan bureau NTA om zonder concrete aanleiding islamitische organisaties in Delft te onderzoeken. Dit onderzoek omvatte onder meer het heimelijk observeren van jongeren in winkelcentra en moskeeën. Het incident leidde destijds tot veel kritiek vanwege de gevoelige aard en het gebrek aan transparantie rond het besluit.
Eerder verklaarde burgemeester Van Bijsterveldt dat haar handelen zorgvuldig was en dat de onderzoeken waren uitgevoerd binnen de grenzen van de wet. Echter, nieuwe ontwikkelingen werpen een totaal ander licht op deze zaak.
Nieuwe onthullingen: Opnamen weerleggen eerdere verklaringen
Recentelijk zijn nieuwe opnamen gepubliceerd die de eerdere verklaringen van burgemeester Van Bijsterveldt tegenspreken. Deze opnamen tonen aan dat er geen duidelijke aanleiding of juridische grondslag was voor de opdracht aan bureau NTA. Op de tapes is te horen hoe er op informele wijze en met weinig aandacht voor de consequenties werd gesproken over het monitoren van moslims in Delft. De inmiddels bekende uitlating “Huppatee, daar gaan weer” is een voorbeeld van de luchtige en respectloze manier waarop deze acties werden besproken.
De opnamen bevestigen bovendien dat deze praktijk niet geïsoleerd was, maar deel uitmaakte van een breder beleid waarin lokale overheden en externe adviesbureaus gezamenlijk werkten aan het monitoren van islamitische organisaties onder het mom van veiligheid en integratie. Dit roept ernstige vragen op over de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen en de mate van transparantie die burgers mogen verwachten van hun lokale bestuurders.
Kritiek op het anti-Islambeleid
Het feit dat deze nieuwe bewijzen aantonen dat eerdere verklaringen niet kloppen, versterkt het gevoel van wantrouwen binnen moslimgemeenschappen. Het systematische karakter van deze acties wijst op diepgewortelde vooroordelen binnen beleidsstructuren, waarbij moslims collectief zijn behandeld als verdachten zonder duidelijke aanleiding.
Deze aanpak is niet alleen moreel onacceptabel, maar werpt ook juridische vragen op. Daarnaast is het van cruciaal belang dat moslimgemeenschappen worden geïnformeerd over deze praktijken en dat zij hun stem laten horen tegen onrecht.
Deze onthullingen maken duidelijk dat samenwerking met de overheid geen vrijwaring biedt tegen het anti-Islambeleid dat diep geworteld lijkt in bepaalde beleidsstructuren. Moslimorganisaties moeten waakzaam blijven voor dergelijke praktijken en zich bewust zijn van dergelijke programma’s.
Dit vraagt om een hernieuwd islamitisch bewustzijn binnen de gemeenschap. Alleen door trouw te blijven aan onze islamitische identiteit, en door deze bewust te beschermen, kunnen we weerstand bieden tegen de toenemende druk om onze waarden en rechten op te geven.
Media Bureau Hizb ut Tahrir Nederland