De Eerste Kamer heeft afgelopen week het voorstel tot aanscherping van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek goedgekeurd. Dit houdt in dat groepen die “antidemocratisch” zijn veel makkelijker verboden en ontbonden kunnen worden, evenals leidinggevende figuren binnen dit soort organisaties. Deze aangescherpte wet wordt weliswaar gepresenteerd om ook o.a., “criminele” organisaties gemakkelijker aan te pakken, maar binnen de Nederlandse context, waar de pijlen sinds jaar en dag gericht zijn op Islam, krijgt het toch een specifiekere betekenis. Bovendien werd dit eveneens door VVD’er Sjoerd Potters al in 2015 bevestigd toen hij de beweegreden voor het initiëren van een dergelijke aanscherping van de wet als volgt verwoordde: “We zien een toename van islamitische groepen. De vraag is of onze rechtstaat wel bestand is tegen dit soort partijen.”
Feitelijk houdt dit in, dat rechters veel gemakkelijker Islamitische groepen en personen kunnen verbieden die een andere mening hebben dan de overheersende democratische gedachtengoed of simpelweg kritiek hierop hebben. Dit betekent een directe verbod op ideeën van Islam.
Ook kan bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie veel eenvoudiger bewijzen dat een organisatie verboden moet worden. De vooringenomenheid van de Openbaar Ministerie als het gaat om Islam werd afgelopen week weer eens duidelijk toen het de aangiftes van verschillende moskeeën die een intimiderende brief kregen tezamen met een spotprent van de Profeet ﷺ en versnipperde pagina’s van de Edele Koran afdeed als niet ‘heftig’ genoeg om verdere vervolging te ondernemen. Het OM vond dat de brief slechts een kritiek is op Islam dat geschaard kan worden “onder de vrijheid van meningsuiting.”
De politieke wil was er en nu worden ook de juridische tools versimpeld om de duimschroeven van de moslims nog strakker aan te draaien. Het voorbeeld van deze aanscherping van een bestaande wet is er slechts een van. Het opvallende hieraan is dat de totstandkoming van dit soort beperkende wetten die specifiek de moslims in het vizier hebben niet in een dag ontstaan. Het is een proces dat zich door de jaren heen ontwikkelt van idee tot praktische realisatie van het idee in de samenleving door wet- en regelgeving aan te passen of door specifiek beleid door te voeren. De vraag die we ons als moslimgemeenschap zouden moeten afvragen is: waar waren we toen dit soort processen opgang werden gezet? Waar waren we toen men met dit discriminerende idee kwam? En waar zijn we nu, nu het idee uiteindelijk een middel is geworden om de moslims aan te pakken?
Voor hen die nog vertrouwen hebben in seculiere politieke partijen om de belangen van moslims te behartigen en verwachten dat zij aan de frontlinie staan om op te komen voor de belangen van de moslims vragen we om eerlijk en objectief te kijken. Weet u bijvoorbeeld dat de politieke partij DENK, die dankzij de moslimstemmen in de Tweede Kamer zit, vóór dit wetsvoorstel heeft gestemd?
We hebben bewust een week gewacht nadat bekend werd dat de Eerste Kamer het voorstel tot aanscherping van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek heeft goedgekeurd. We hebben tot nu toe geen enkel moslimgeluid gehoord laat staan een kritisch geluid! Terwijl we gezamenlijk vele stappen konden ondernemen zoals onder andere; het verenigen op onze gemeenschappelijke belangen, het vinden van een draagvlak tegen deze discriminerende voorstellen door bijvoorbeeld te lobbyen, het trachtten om de publieke opinie te beïnvloeden door mediaoptredens, publicaties en campagnes. Het minste wat we zouden kunnen doen is ons ongenoegen uiten.
Dit is waarom we als politieke partij ons begeven in het strijdveld van ideeën met als doel om op te komen voor Islam en de moslims. We hebben in de loop der jaren talrijke verklaringen en opiniestukken gepubliceerd en campagnes gevoerd waarin we dit soort initiatieven en beleidsvraagstukken uitgebreid aan bod hebben laten komen. We hebben getracht dit soort ontwikkelingen van dichtbij te volgen en het van repliek te dienen en de beweegreden en doelstellingen erachter bloot te leggen. We hebben voortdurend de invloedrijke personen en organisaties binnen de moslimgemeenschap opgeroepen om deze anti-islam tendensen en ontwikkelingen gezamenlijk aan te pakken.
Tot op heden, kijken we als moslimgemeenschap met lede ogen toe, hoe de Nederlandse democratie voor de zoveelste keer een mijlpaal bereikt in haar strijd tegen Islam. Is het niet hoogtijd dat we ons verenigd verzetten tegen deze discriminerende anti-islam ontwikkelingen?!
Okay Pala Mediavertegenwoordiger Hizb ut Tahrir Nederland