De Hema-vestiging te Genk, België, heeft recent een moslima ontslagen omdat ze de hoofddoek droeg. De moslima werkte op uitzendbasis bij de Hema. Omdat klanten zich stoorden aan haar hoofddoek, zo zei Hema, heeft de leiding van het bedrijf besloten haar weg te sturen.
Volgens de Hema is er niets onrechtmatig aan deze stap. De moslima in kwestie was in eerste instantie gevraagd haar hoofddoek af te doen, wat ze weigerde. Pas hierna besloot de Hema tot ontslag, en het arbeidsrecht geeft bedrijven het recht geeft om op elk moment aftstand te nemen van uitzendkrachten.
Maar waar de Hema aan voorbij gaat hierbij is het feit dat de hoofddoek voor de moslima hoort bij Islam zoals democratie bij secularisme – ze zijn onafscheidelijk van elkaar. De hoofddoek voor de moslima is niet zoals andere kledingstukken die men enkel draagt omdat ze in de mode zijn of omdat men ze mooi vindt; en die men dus eenvoudig kan omruilen voor een ander kledingstuk indien gewenst door de werkgever. De moslima kan van de Islamitische hoofddoek geen afstand doen, want dan vraagt men feitelijk van haar om afstand te doen van (een kernonderdeel van) haar religie.
Men kan dus niet op “beschaafde wijze” de hoofddoek van de moslima weigeren en verbieden, zoals de Hema nu pretendeert te doen. Want wat men met een verbod op de hoofddoek van de moslima feitelijk doet, is de moslima verbieden een moslima te zijn.
Okay Pala
Lidvertegenwoordiger van Hizb ut Tahrir