Boerkaverbod bevestigt anti-Islambeleid
Na een eerder wetsvoorstel (in mei van dit jaar) bij monde van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, heeft het kabinet ingestemd met een boerkaverbod. Hierbij gaat het om een zogenaamd ‘’beperkt boerkaverbod’’, waarbij geldt dat het dragen van een gezichtsbedekkende sluier niet is toegestaan in onderwijs-en zorginstellingen, overheidsgebouwen en het openbaar vervoer. Wie er toch voor kiest om een gezichtsbedekkende sluier te dragen riskeert een boete van 405 euro.
Eerder dit jaar hebben we reeds uiteengezet dat het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord ‘beperkt’ in plaats van ‘algeheel’ zoals dat eerder in 2012 werd geopperd, de suggestie wekt dat het verbod nog genoeg ruimte biedt om op plaatsen waar het verbod niet geldt activiteiten te ondernemen. Deze illusie wordt verder aangesterkt door het kabinet, welke stelt dat eenieder het recht heeft om zich naar eigen inzicht te kleden, ongeacht wat anderen ervan vinden. Echter legt zij tegelijkertijd beperkingen op die feitelijk duiden op een algeheel verbod, want hoeveel bewegingsvrijheid is er nog als men het recht op het reizen met het openbaar vervoer, het recht op studeren, het recht op het uitoefenen van diverse beroepen, het naar school brengen en ophalen van de kinderen, het bezoeken van ziekenhuizen en gerechtsinstellingen wordt ontnomen?
Als het werkelijk te doen is om onderlinge en herkenbare communicatie zoals het kabinet stelt, dan kunnen we vaststellen dat communicatie uit woorden en uit lichaamstaal bestaat en zelfs als men gezichtsuitdrukkingen hieronder zou scharen, zou dit betekenen dat de gezichtsbedekkende sluier slechts een deel van de communicatie belemmert en niet de complete communicatie. Bestaande communautaire spanningen in de samenleving worden niet veroorzaakt door een stuk stof, gezien spraak hiermee niet wordt belemmerd. En niemand kan ontkennen dat woorden het belangrijkste element vormen in de communicatie, terwijl lichaamstaal de rol van ondersteuning van woorden inneemt. Daarnaast behoort directe communicatie met de komst van sociale media, e-mail en telefoonverkeer steeds meer tot het verleden en kan dit geenszins als argument worden gebruikt om burgers het recht op het dragen van een gezichtsbedekkende sluier te ontnemen. Eerder werd er al gesproken over het gevaar voor de nationale veiligheid, terwijl er nimmer is aangetoond dat er een verband bestaat tussen het dragen van een gezichtsbedekkende sluier en de nationale veiligheid.
Wat wel met zekerheid gezegd kan worden, nu we het toch over veiligheid hebben, is dat het aanwenden van drogredenen om een verbod door te kunnen voeren het angst- en haatklimaat verder voedt, waardoor de persoonlijke veiligheid van Moslimvrouwen op het spel komt te staan. Juist door dit soort maatregelen wordt de Moslimvrouw het recht om als volwaardig burger te functioneren ontnomen en kan haar veiligheid niet worden gegarandeerd. Het afgelopen jaar moeten steeds meer Moslimvrouwen het ontgelden en worden verschillende gebeurtenissen aangegrepen om de druk nog verder op te voeren. Derhalve is het geen ‘toeval’ dat de discussie rondom het boerkaverbod juist nu wordt aangezwengeld, kort na de aanslagen in Parijs. Dat deze discussie niet beperkt is tot binnen de landsgrenzen maar sinds de aanslagen in Parijs ook in landen als Frankrijk, Zwitserland en Canada wordt gevoerd, duidt op een internationale agenda om elementen die de integratie (lees: assimilatie) in de weg staan, uit te bannen. Om verregaande maatregelen door te kunnen voeren dient er momentum gecreëerd te worden en de aanslagen in Parijs vormen een uitgelezen mogelijkheid om de rol van Islam in seculiere, westerse samenlevingen wederom ter discussie te stellen, gezien er ingespeeld kan worden op onderbuikgevoelens bij het volk, die het gevolg zijn van het genereren van een negatieve publieke opinie rondom Islam en Moslims (o.a. door media en politici). Sinds de aanslagen wordt er steeds meer geopperd voor een officiële ’staatsvriendelijke’ Islam die ontdaan is van diverse kernwaarden, worden moskeeën gemonitord op verdenking van ‘radicalisme’ en worden Imams benaderd om als sleutelfiguren te fungeren en een Europese variant van Islam uit te dragen. Daarnaast worden steeds meer organisaties onder de loep genomen, concepten als ‘’een Oemma’’ ter discussie gesteld en lijkt het aanstaande boerkaverbod slechts een voorbode voor nog meer preventieve en- repressieve maatregelen.
Vandaar dat wij keer op keer het belang onderstrepen van het waarborgen van onze Islamitische identiteit, het opkomen voor de aangelegenheden van de Moslims en het behartigen van de belangen van de Moslimgemeenschap. Het kabinet tracht het aanstaande boerkaverbod ongemerkt voorbij te laten gaan door te benadrukken dat het boerkaverbod slechts een kleine minderheid treft. Hiermee hoopt zij dat de Moslimgemeenschap hier geen ophef over zal maken. Hoewel er een legitiem meningsverschil bestaat onder de Moslims over de verplichting om een gezichtsbedekkende sluier te dragen, is deze zonder twijfel onderdeel van Islam en kan een aanval op Islamitische uitingen nooit verkozen worden boven eventuele meningsverschillen.
Vorig jaar hebben wij gedurende de campagne ‘Samen tegen anti-Islambeleid’ de verstrekkende gevolgen die diverse draconische beleidsmaatregelen met zich meebrengen reeds uiteengezet en zien we de effecten hiervan keer op keer terug in de praktijk. Het is allang duidelijk dat het niet slechts te doen is om zogenaamde ‘radicale’ elementen binnen de Moslimgemeenschap, maar dat iedere Moslim als potentiële verdachte wordt gezien. Hizb ut Tahrir Nederland roept de Moslimgemeenschap daarom op de handen ineen te slaan, teneinde de eenheid te bewaren wanneer het gaat om aangelegenheden die ons allen aangaan en kwesties die ons allen raken zoals het boerkaverbod, opdat we als gemeenschap een sterk signaal afgeven en niet ten prooi vallen aan actoren die ons uit elkaar proberen te drijven.
Okay Pala
Media vertegenwoordiger van Hizb ut Tahrir Nederland