Na overleg tussen verschillende partijen, is er een “handleiding” verschenen met de titel “Het beheersen van Moslimradicalisering”, welke is bedoeld voor schooldirecteuren, leerkrachten, politie, sport- en jeugdverenigingen en anderen. Deze “handleiding” is gemaakt onder toezicht van de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik. Deze handleiding bevat een studie over het radicaliseren van Moslimjongeren en de manieren die deze jongeren radicaliseren, tevens bevat deze handleiding praktische tips hoe men de radicale neigingen onder de Moslims kan signaleren, hoe men ze kan volgen en hoe men vervolgens het radicaliseren kan bestrijden.
Feitelijk is deze handleiding een schande voor de beschaving in alle aspecten van het woord en een schandvlek op het moderne democratische denken, en dat terwijl de initiatiefnemers van deze handleiding juist beweren het moderne democratische denken tegen radicalisme te beschermen. De Franse filosoof Tzvetan Todorov had gelijk toen hij zei dat “de democratie zélf de aartsvijand van de democratie geworden is”. Hij zegt ook dat de crisis van de democratie geen externe maar een interne crisis is, want de “dierbare vijanden van de democratie”, zoals Todorov hen noemde, zijn degenen die hun mond vol hebben van democratie maar in praktijk zich distantiëren van de waarden van de democratie. De normen van de democratie bij degenen die op de troon van het pseudodemocratische stelsel zitten, zijn geen ideeën waarin zij zelf geloven maar instrumenten die zij gebruiken. Het zijn voor hen normen zonder normen, of normen die door fanatisme en falen hun waarden hebben verloren. Daarom is het niet vreemd dat in pseudodemocratische systemen mensen onder het mom van vrijheid worden buiten gesloten, en dat deze mensen aangevallen worden op hun ideeën, gevoelens en uiterlijke kenmerken met het excuus dat radicalisme die de vrije samenleving, welke gebaseerd is op fundamenten als vrijheid van meningsuiting, geloofovertuiging en gelijkheid, bedreigt. Dus in naam van vrijheid van meningsuiting, mogen alleen Moslims hun mening niet uiten, in naam van geloofsovertuiging moeten alleen Moslims afstand doen van hun geloof en in naam van gelijkheid moeten alleen de Moslims zich onderwerpen aan de meester die voor hun bepaald waarover, hoe en wanneer ze mogen denken.
Deze handleiding die gemaakt is onder toezicht van de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik, is een schoolvoorbeeld van een politiestaat binnen een ideale “democratische” samenleving. Het registreert iedere beweging van Moslims en houdt nauwlettend de gedachten en gevoelens van Moslims in de gaten, waar ze ook mogen zijn: thuis, op school, op straat, in de moskee, in een café, enzovoort … Dit gebeurt allemaal onder het mom van het bestrijden van radicalisme, welke een gevaar zou vormen voor de democratische samenleving.
Maar wat is radicalisme en hoe heeft de schrijver van deze handleiding dit gedefinieerd?
In de handleiding staat geen duidelijke definitie van radicalisme vermeldt, de schrijver nam genoegen met het gebruiken van algemene termen zonder betekenis en die op iedere denkwijze of groep in België, zoals christenen, joden en de rechts-nationalistische partijen, van toepassing kan zijn. De schrijver is zich hier van bewust, want op blz. 8 schrijft hij:
“Radicalisme op zich is dus niet noodzakelijk op te vatten als een probleem”. En hier rijst de vraag: Als het radicalisme op zich geen probleem is, wat is dan het probleem? Het antwoord van de schrijver hierop is: “Radicalisme wordt wel een probleem wanneer vanuit radicale opvattingen en beïnvloedingsdrang de vrijheid en de zelfontplooiing van personen of groepen in de samenleving worden beperkt of (op bepaalde domeinen) onmogelijk gemaakt. Radicalisme wordt ook een maatschappelijk probleem wanneer het gepaard gaat met of tot uiting komt in strafrechtelijke feiten.”
Omdat de schrijver zo nauwkeurig is in het definiëren, geeft hij ons “zeer overtuigende” voorbeelden “uit het dagelijkse leven die zich regelmatig voordoen en zichtbaar zijn voor iedereen”. Hij schrijft: “Bijvoorbeeld (en ieder voorbeeld is om het gevaar van radicalisme voor de samenleving aan te duiden) het belagen van een slager omdat hij geen halal vlees verkoopt, vrouwen naroepen omdat ze geen hoofddoek dragen of het inslaan van de ruiten van een café omdat er alcohol wordt gebruikt.” De schrijver gaat verder met zijn uitleg hoe wij kunnen zien dat bepaalde gedragingen verwijzen naar radicalisme, welke een gevaar vormen voor de samenleving waardoor ze in de gaten gehouden moeten worden. Vervolgens geeft hij hier voorbeelden van, enkele daarvan zijn; dat personen op openbare plaatsen en in publieke gelegenheden uitnodigen tot Islam; personen die weigeren deel te nemen aan verkiezingen en oproepen tot een boycot daarvan of personen die hun kinderen verplichten zich te houden aan de Islamitische voorschriften. Ondanks dat de schrijver in dit eerste gedeelte over zijn onderzoek naar radicalisering schrijft over het gevaar van radicalisering voor de samenleving in het algemeen, geeft hij daarbij alleen maar negatieve voorbeelden die betrekking hebben op Moslims. Zo geeft hij geen voorbeelden van wat hoofddoek dragende Moslimvrouwen dagelijks aan minachting en belediging meemaken, zoals het spugen in het gezicht, de middelvinger opsteken en andere beledigingen, ook geeft hij geen voorbeelden van personen die het christendom onder de Moslims willen verspreiden, en geen voorbeelden van Joden die in alle vrijheid hun joodse geloof kunnen uiten door middel van hun kleding, uiterlijke kenmerken, hun spijswetten en hun onderwijs. Want “niet Islamitische radicalisme” die voorkomt bij niet-Moslims, is geen verboden radicalisme en dus legaal.
Na deze subjectieve inleiding van zijn onderzoek, gaat de schrijver direct over tot de essentie van het onderwerp en definieert het gevaar van Islamitische radicalisme. Hij schrijft: “Onder moslimradicalisering wordt in deze handreiking verstaan: De groeiende bereidheid tot het nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving die op gespannen voet staan met de democratische rechtsorde en/of waarbij ondemocratische middelen worden ingezet” En dit is de essentie van het onderwerp waarop het idee van de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik is gebaseerd en dat alleen betrekking heeft op de Moslims. Zij gaan er vanuit dat er een samenzwering onder de Moslims is om ingrijpende veranderingen in de samenleving door te voeren.
Maar de waarheid is dat dit zogenaamde gevaar alleen bestaat in de fantasie van de makers van deze handleiding, wiens gedachten beïnvloed zijn door hun eigen waanideeën. Er is geen echt gevaar aanwezig, hun eigenlijke doel is niet het bestrijden van “Islamitische” radicalisme en terrorisme, ze hebben een ander doel wat we nu puntsgewijs zullen toelichten:
1. De handleiding bevestigt op bladzijde 19 dat de grote meerderheid van de Moslims in België altijd tegen radicalisme was en daarom stellen wij nu de vraag: Als de grote meerderheid van de Moslims tegen radicalisme is, waar zit dan het gevaar? Vormt deze zeer kleine minderheid onder de Moslims, wiens boodschap door het overgrote deel van de Moslims verworpen wordt – zoals bevestigd door de schrijver zelf- een reëel gevaar voor de samenleving? Men kan zeggen: deze handleiding is een preventieve strategie om het uitbreiden van een gevaarlijke minderheid tegen te gaan. Dan rijst de volgende vraag: als het radicalisme niet alleen verbonden is aan Islam en de Moslims, zoals jullie op bladzijde 8 geconcludeerd hebben, dan betekent dit, zoals algemeen bekend is, dat er ook kleine radicale christelijke, joodse of rechts nationalistische racistische groeperingen zijn, welke volgens hun visie streven naar de verandering van de samenleving en waaruit radicale handelingen zijn voortgekomen. Gaan jullie aandacht geven aan het toekomstige gevaar van deze kleine groeperingen? Gaan jullie een handleiding maken waarin staat hoe men deze groeperingen kan bestrijden?
2. In de handleiding wordt gesproken over “diepgaande veranderingen in de samenleving”, maar over welke samenleving heeft de schrijver het? Is het de “Vlaams”-Belgische samenleving? Indien dit betrekking heeft op de Belgische samenleving: dan er is geen enkele Islamitische groep die streeft naar het veranderen van de Belgische samenleving. Hizb ut Tahrir, wiens logo ten onrechte geplaatst is in het hokje “jihadisten”, streeft niet naar het stichten van een Islamitische Staat in westerse landen, zoals duidelijk staat vermeld in onze lectuur. Wat betreft Sharia4Belgium, ongeacht hun boodschap, het is geen politieke organisatie, ze bestaan uit individuen die berecht werden en ondertussen is de “organisatie” verboden en opgeheven. Dit is algemeen bekend. Op 11-03-2013 schreef de Belgische krant “de Standaard” hier een artikel over, daar in staat vermeldt dat volgens de Belgische inlichtingendienst Sharia4Belgium officieel niet meer bestaat en dat sommigen ex-leden en sympathisantanten van deze organisatie op dit moment vechten in Syrië tegen het regime van Assad. Met dit gegeven kunnen we dus concluderen dat er is geen enkele organisatie is die streeft naar diepgaande veranderingen in de Belgische samenleving.
3. De handleiding spreekt van “diepgaande veranderingen” in de samenleving, maar wat betekent deze “diepgaande verandering” in de Belgische samenleving? Hebben de Moslims ooit geprobeerd om de macht in het land over te nemen? Hebben de Moslims ooit geprobeerd om de verstandshouding tussen de regenten en het volk te ondermijnen? Zijn zij ooit actief bezig geweest om de regenten af te zetten en te vervangen? Zijn er ooit gewapende acties geweest om bijvoorbeeld een militaire coupe te plegen, of zijn er politieke oproepen geweest tot burgerlijke ongehoorzaamheid of demonstraties met als doel de regering ten val te brengen? Zijn de Moslims hier ooit mee bezig geweest, hebben zij hier ooit over gedacht? Nee, dat hebben zij niet, het is nooit gebeurd en geen enkele Moslim heeft zich hier mee bezig gehouden. Dus waarom spreken de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik dan van “diepgaande veranderingen” in de samenleving die door Moslims en Islamitisch radicalisme beraamd en gepland zouden worden, als de Moslims zelf hier nooit mee bezig zijn geweest en er geen daden zijn die daarop zouden wijzen? Hoe zouden Moslims in staat zijn om diepgaande veranderingen in de Belgische samenleving te weeg te brengen, terwijl zij niet eens in staat zijn om te verhinderen dat een besluit over het hoofddoekverbod op scholen wordt aangenomen of niet in staat zijn om een school waarvan bewezen is dat enkele leerkrachten kinderen hebben misbruikt te laten vervolgen?
De “diepgaande veranderingen” waar in de handleiding over wordt gesproken, is niet iets wat Moslims in de Belgische samenleving willen bewerkstellen, zij zijn daar niet mee bezig en zij beschikken niet over de middelen om dat te bereiken. Het zijn juist de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik die diepgaande veranderingen onder de Moslims in België willen bereiken. De handleiding bevat een strategie en een werkplan om de aanwezigheid van Islam in België in zijn geheel te beperken. Met andere woorden: zij willen de Moslims de westerse democratische en seculiere normen en levensstijl opleggen, desnoods met dwang. Zij verlangen dat de Moslims het secularisme gaan aanhangen, wat moet gaan blijken uit hun gedrag en uiterlijke kenmerken, het is daarbij niet van belang of de Moslims zich houden aan de regels van de Openbare Orde. Om dit te kunnen realiseren zal de “democratische” regering alles wat hiermee in strijd is, beschouwen als radicalisme en als iets dat bestreden moet worden. Dus iemand die zich “aboe die of die” noemt, het dragen van een hoofddoek, het veranderen van manier van kleden, het uitnodigen tot Islam, het bekritiseren van het westerse denken, het bijwonen van een lezing waarin op een intellectuele manier kritiek geuit wordt op het westerse denken, het deelnemen aan legale demonstraties tegen het Amerikaanse kolonialisme, bijvoorbeeld in Irak, zijn allemaal radicale kenmerken. Zelfs het gebruik van specifieke Islamitische termen zoals Allahoe Akbar, Al-wala wa-l-bara, bid’a, dawah, jahiliyya, koefr, Khilafah, sjahada, al tawhied, as Soenna zijn radicale kenmerken omdat het radicale termen zijn. En zo gaat het maar door. Iemand die een niet-Moslim overhaalt om Islam aan te nemen, wordt bestempeld als radicaal, terwijl degene die een Moslim overhaalt tot afvalligheid, gebruik maakt van zijn democratische recht. Degene die op intellectuele wijze de moderniteit bekritiseert is radicaal, terwijl degene die Islam beledigt en de Profeet (saw) bespot, gebruik maakt van zijn democratische recht. Degene die om halalvlees vraagt is radicaal, terwijl degene die koosjer vlees wil, gebruik maakt van zijn democratische recht. Een vrouw die een hoofddoek draagt is radicaal, terwijl een non gebruik maakt van haar democratische recht.
De conclusie is dat de Moslims die leven onder “democratische autoriteiten” geen recht hebben om te denken, hun mening te uiten, hun identiteit en culturele achtergrond te behouden en om anders te zijn door het volgen van de Islamitische regels. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat: “Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst …” In de beginselverklaring over tolerantie van de UNESCO staat met betrekking tot de principes van tolerantie: “… ieder mens is vrij om zich aan zijn overtuiging vast te houden en dat hij accepteert dat een ander zich ook aan diens overtuiging vasthoudt. Tolerantie betekent het toegeven dat mensen verschillen in karakter, uiterlijke kenmerken, posities, talen, gedragingen en normen, en dat zij het recht hebben om in vrede te leven en dat hun uiterlijke kenmerken in overeenstemming zijn met hun overtuiging. Het betekent ook dat een mening van een individu niet op een ander mag worden opgelegd.” De democraten beweren dat deze artikelen tot hun normen behoren en dat zij zich daar aan houden, maar blijkbaar gelden deze artikelen niet voor de Moslims. Want bij de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik zijn deze vrijheden die Moslims de ruimte geven hun geloof te behouden, te belijden en er toe uit te nodigen, een vloek. Wij roepen de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen, Vilvoorde en Maaseik op om te leren van de politiek van de Khilafah Staat in de omgang met zijn burgers in navolging van de Profeet Mohammad (Vrede zij met hem). Hij (Vrede zij met hem) zei: “Als de Ameer (regent) de mensen wantrouwt, dan bederft hij hen”.
Ten slotte willen wij ons richten tot de intellectuelen van dit land, die heel goed weten dat het enige wat de Moslims in dit land vragen respect is voor hun identiteit en culturele achtergrond, net zoals de anderen in het land. De intellectuelen weten heel goed dat de Moslims niet streven naar het veranderen van de samenleving en het veranderen van het regime. Wij zeggen tegen de intellectuelen: Het zwijgen over de waarheid is een criminele daad. Jullie zien het grote onrecht wat de Moslims wordt aangedaan en jullie zien hoe zij onderdrukt en vervolgd worden en hoe zij monddood worden gemaakt, zo erg zelfs dat zij veroordeeld worden op het gebruik van termen diep geworteld zijn in het geloof en toch hullen jullie je in stilte. Wees daarom niet verbaasd als de Moslims zich niet meer aan jullie normen willen houden, want jullie zijn de eerste die de eigen normen verraadden. Wij zelf maken ons geen zorgen over ons geloof en niet over de Moslims, want Islam is een geloof dat als het niet bestreden wordt en met rust gelaten wordt zich zal verspreiden en de harten van de mensen zal bereiken en als het bestreden wordt dan zal het zich dieper wortelen in de harten van de gelovigen en alleen maar sterker worden.
Osman Bakhach
Directeur van het Centraal Media Bureau van Hizb ut Tahrir