Het kabinet heeft ingestemd met een plan dat minister Dennis Wiersma (Onderwijs) wil uitrollen om Koranscholen, weekendscholen en andere plekken waar ‘informeel onderwijs’ wordt gegeven aan te pakken. De rechtvaardiging van het Ministerie voor dit discriminerend plan, waar de pijlen uitsluitend gericht zijn op de moslimgemeenschap, is dat binnen het informeel onderwijs er sprake zou zijn van “anti-integratieve, antidemocratische en antirechtsstatelijke activiteiten.”
Het actieplan van de Nederlandse overheid om te bemoeien in officieuze religieuze educatie en privésferen van moslims geeft aan dat we in een vergevorderd stadium zitten van assimilatiepolitiek. Nadat officiële scholen met een islamitische signatuur zoals de Rotterdamse Ibn Ghaldoun, het Amsterdamse Cornelius Haga Lyceum en de islamitische As-Siddieqscholen met harde hand zijn aangepakt is het nu de beurt aan onofficiële Koranonderwijs instellingen.
Het startsein om informeel islamitisch onderwijs, zoals Koranscholen in moskeeën en in huiselijke sfeer aan te pakken werd een aantal jaar terug al gegeven toen de AIVD in haar jaarverslag waarschuwde voor “radicale islamitische predikers” en hun invloed op moslimkinderen die Arabische lessen of Koranonderwijs volgen. Volgens het rapport zouden naschoolse of buitenschoolse lessen in moskeeën of buurthuizen een mogelijke voedingsbodem vormen voor “jihadisme” en de kinderen zouden opgevoed worden tot potentiële terroristen, aldus Dick Schoof, directeur-generaal van de AIVD.
U leest het goed, moslimkinderen die de Koran leren lezen worden gecategoriseerd als potentiële terroristen! Het kabinet gaat mee in deze gedachtelijn en portretteert Koranscholen als bedreiging. Hiermee wordt heel selectief islamitisch onderwijs neergezet als gevaar. Daarom gebruikt de overheid beladen en tendentieuze termen als het spreekt over islam en de kwesties van de moslimgemeenschap zoals “anti-integratieve, antidemocratische en antirechtsstatelijke activiteiten.” Hiermee wordt gevaar gelijkgesteld aan anti-integratief en antidemocratisch.
Terwijl het zijn van anti-integratief en antidemocratisch niets van doen heeft met gevaar of ondermijning van de samenleving. Men kan tegen integratie/assimilatie zijn omdat men de eigen identiteit wil behouden en niet overtuigd is van de grondbeginselen van de democratische leerstelling zonder een gevaar te vormen. Bovendien heeft het behoud van identiteit en geloof in een ideologie te maken met ideeën en overtuigingen. Deze kunnen nooit en te nimmer opgedrongen worden. Wat men feitelijk doet is dat men assimilatie en omarming van het democratische gedachtegoed als voorwaarde stelt om samen te leven. Wat is dan het nut van de zogenaamde vrijheid van meningsuiting, vrijheid van onderwijs en -religie als men andersdenkenden niet accepteert en hen dwingt tot verandering?
De doelstelling van deze propagandavoering is dat men tracht om de manier van denken te veranderen bij de moslims. Een van de manieren van de overheid is door een denkkader aan te reiken aan de moslims waarbinnen men mag denken. Zo wordt bijvoorbeeld de premisse gesteld dat het hebben van anti-integratieve en antidemocratische standpunten gelijk staan aan gevaar en men onbereidwillend is om samen te leven, dit is pertinent onjuist. We dienen het gesprek op de juiste manier te voeren door de onjuistheid van deze premisse aan de kaak te stellen en niet mee te gaan in de denkkaders die ons worden voorgeschoteld.
We dienen als moslimgemeenschap alert te zijn op de slinkse manier van assimilatiepolitiek. Behoud van onze identiteit en overtuigingen vergt dat we een ferm standpunt dienen in te nemen, ongeacht wat men ook van ons vindt.
Directeur Mediabureau Hizb ut Tahrir Nederland