Na een mislukte poging om in 2012 een algeheel boerkaverbod in te voeren is het kabinet er dit keer wel in geslaagd. Vanaf nu is het verboden om een gezichtsbedekkende sluier te dragen in openbare ruimtes. Wie haar gezicht bedekt op locaties waar dat verboden is, riskeert een boete van 405 euro. Tevens kan de politie in openbare ruimtes eisen om de boerka of niqaab af te doen ten gunste van de ‘veiligheid’.
Opvallend is het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord bij het verbod. Het kabinet gebruikt “beperkt verbod” in plaats van “algeheel verbod” zoals dat geopperd werd in 2012. Hiermee wordt namelijk de suggestie gewekt dat het verbod milder is omdat het toestaat om de gezichtsbedekkende kleding wel te mogen dragen op straat. Om in de woorden van Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken te spreken “thuis en op straat mag wel een boerka gedragen worden, omdat we in een vrij land leven.”
Maar wat houdt “op straat” in de praktijk in? Niet in de tram, trein, metro of bus; niet op het schoolplein bij het ophalen van de kinderen; niet bij een bezinepomp; niet op school; niet op gemeentekantoren; niet in ziekenhuizen of zorginstellingen; niet in gerechtsinstellingen of politiebureaus. Het enige wat ze wel mag is op straat lopen, maar zelfs dat wordt bijna onmogelijk gemaakt gezien het onderdrukkende klimaat en de sociale druk.
De gezichtsbedekkende kleding mag wel thuis gedragen worden van de minister. Buiten het feit dat het krankzinnig is dat de minister bepaalt wat er binnenshuis wel of niet gedragen mag worden, is de boerka of niqaab geen kledingstuk dat binnenshuis gedragen wordt.
Dus met andere woorden, buiten wordt het nergens getolereerd en thuis wordt het niet gedragen. Men kan stellen dat de woorden van Plasterk niet enkel geen realiteit kennen maar op zijn zachtst gezegd nonsens zijn. Een algeheel of gedeeltelijk verbod, beiden zijn repressief van aard. Echter een gedeeltelijk verbod met uitzonderingen die geen realiteit hebben is gewoonweg een achterbaks algeheel verbod.
En dat er een zogenaamd “gedeeltelijk boerkaverbod” komt omdat we in een “vrij land leven”, is zo evident contradictoir dat het geen verdere uitleg behoeft om de tegenstrijdigheid ervan aan te tonen.
Een van de argumenten welke het zogenaamde boerkaverbod bekrachtigt, is de bescherming van de publieke veiligheid. Ook hier wordt een vage en niet welomlijnde term gebruikt. Eerder in 2011 en ook in 2012 hebben we onze zorg en kritiek geuit op een eventueel verbod op gezichtsbedekkende kleding. We hebben toen beargumenteerd dat het verbod op gezichtsbedekkende kleding het kabinet niet te doen is om veiligheidsredenen zoals beweerd wordt, maar dat het zogenaamde “boerkaverbod” een directe aanval is op Islam en onderdrukking van de moslimvrouw impliceert. In deze context dient men dit verbod en vele andere Islamgerelateerde discussies en maatregelen te zien en niet anders.
Daarom stellen we de vraag: nu we het toch hebben over veiligheid. Wie staat in voor de veiligheid van de Moslima’s die uit overtuiging kiezen om buiten met gezichtsbedekkende kleding rond te lopen? Nu er angst en een haatklimaat gecreëerd en geconsolideerd is door dit soort maatregelen?
Een ander argument om het boerkaverbod door te drukken is dat het vrouwonvriendelijk zou zijn. Terwijl eenieder met een gezond verstand het eens zal zijn dat degene die onderdrukt niet diegene is die vrijwillig handelt uit overtuiging, maar diegenen die haar met repressieve maatregelen hierin belemmert.
Ook het argument dat de overheid integratie aanhaalt om de boerka te verbieden getuigt van de illusie van de zogenaamde Westerse vrijheden. Deze vorm van ‘aanpassing’ aan de Nederlandse samenleving is niets anders dan assimilatie. Het recht om de eigen islamitische identiteit te behouden is in feite het enige wat de overheid aanvalt. De keuze van de Moslima om op straat haar gezicht wel of niet te tonen heeft geen enkele invloed op de houding van een persoon ten opzichte van de samenleving.
Enerzijds wordt wel van de Moslima´s verwacht dat zij actief deelnemen aan de dynamieken van de samenleving maar wanneer zij ervoor kiezen om het op hun manier te doen, worden zij hierin belemmerd en verdreven uit het zicht, uit de samenleving en verbannen naar isolement in haar huis.
De meeste vrouwen die de boerka dragen, doen dat uit eigen vrije wil. Deze moslima’s kiezen er zelf voor om een boerka te dragen en die keuze zou zogenaamd door de Westerse vrijheden gerespecteerd moeten worden. Maar hier ziet men wederom hoe het Westen met twee maten meet als het gaat om islamitische religieuze uitingen. Aan de ene kant wordt de Moslimgemeenschap opgelegd de vrijheid te adopteren, maar aan de andere kant wordt die keuzevrijheid wel ontnomen.
Tot slot
Het kabinet geeft ook toe dat het gaat om een zeer kleine minderheid. Hiermee hoopt zij dat het verbod op een Islamitische uiting zonder al teveel ophef zal geschieden. De Moslims dienen hier alert op te zijn. De onderlinge meningsverschillen over de verplichting van het wel of niet dragen van een gezichtsbedekkende sluier staan los van het “boerkaverbod.” Want een aanval die gericht is op Islamitische uitingen kan nooit en te nimmer verkozen worden boven een Islamitische mening, zelfs als deze niet breed gedragen of aangehangen wordt door de Moslimgemeenschap.
Okay Pala
Media vertegenwoordiger van Hizb ut Tahrir Nederland