Reactie op: Moslimgemeenschap: Motie PvdA en VVD slaat de plank volledig mis
Naar aanleiding van de motie van de regeringspartijen, VVD en de PvdA is het Openbaar Ministerie verzocht een onderzoek te starten naar de mogelijkheden om “salafistische” organisaties te verbieden. Als reactie hierop hebben diverse Moslimorganisaties en -instanties, moskeebesturen en individuen de verklaring “Moslimgemeenschap: Motie PvdA en VVD slaat de plank volledig mis” ondertekend. Hierin werd onder andere de zorg geuit dat de ingediende motie een inbreuk is op de vrijheden waar men zegt garant voor te staan. Tot dusver kunnen we stellen dat de meerderheid van de Moslimgemeenschap zich hierachter kan scharen. Echter, de verklaring bleef niet enkel bij deze constatering. De ondergetekenden die zich namens de verschillende groepen binnen de Moslimgemeenschap uitspraken, verlegden het “probleem” naar de Moslimgemeenschap toe door te zeggen dat “het interne debat binnen de moslimgemeenschap verder gevoerd moet worden” en dat “ in deze moeilijke tijden waarin wij in strijd zijn met extremisme en terrorisme wij collectief deze strijd louter kunnen winnen als we aan onze rechtsstatelijke vrijheden blijven vasthouden.” De knagende vraag is waarom een onterechte tegenprestatie als voorwaarde geleverd dient te worden bij het tegenspreken van een repressief besluit?
Allereerst dient er gezegd te worden dat wij ieder positief samenwerkingsverband tussen de Moslimorganisaties verwelkomen, of dit nu gaat om de aanvallen die gericht zijn tegen Islam en de Moslims af te weren, of door op te komen voor elkaar of om het imago van Islam nog beter te promoten en te vertegenwoordigen. Immers eendracht maakt macht en verdeling brengt zwakte. Dit is waar we altijd voor hebben gepleit en waar we achterstaan. Dit betekent uiteraard niet dat we geheel kritiekloos achter ieder samenwerkingsverband moeten staan en/of iedere gezamenlijke verklaring ondersteunen. De voorwaarden namelijk, dienen in het belang te zijn van de Moslimgemeenschap en overeenkomstig de Islamitische kaders. Dit hebben we helaas niet terug kunnen vinden in deze verklaring.
De aantijging van de PvdA en de VVD is dat het Salafisme, een staatsgevaarlijke, onverdraagzame ideologie is en ‘het voorportaal tot gewelddadig “jihadisme”’. Een dergelijke verstrekkende en demoniserende aantijging, wanneer niet met zekerheid bewezen, is uiterst repressief en dient geen ander doel dan stemmingmakerij om een deel van de samenleving in het nauw te drijven. Echter door hierop te reageren, dat men een intern debat hierover stimuleert en wilt voeren, erkennen de ondergetekenden impliciet dat het Salafisme deze inherente eigenschappen heeft en dat men klaar staat om dit van haar te zuiveren. Dit is een kwalijke zaak en is niet in het voordeel van de Moslimgemeenschap. De enige correcte reactie hierop is een gezamenlijke afkeur, terechtwijzing en het eisen van bewijslast aangezien het de taak en de verplichting van degenen is die claimen om met bewijslast te komen en niet andersom. We hopen daarom dat dit te maken heeft met miscommunicatie en te wijten is aan ondoordachtzaamheid.
Men suggereert tevens onterecht dat de Moslims die de Salafiyya methodiek volgen anders zouden zijn dan andere denkscholen in de vastgestelde zaken van Islam. Men doet het voorkomen alsof de salafiyya buiten de Moslimgemeenschap staat en een gevaar vormt, en de rest van de Moslims goed zijn en geaccepteerd worden. Hiermee wordt er een uiterst stigmatiserende verdeling gehanteerd. De realiteit is dat dit geen aanval is op het Salafisme maar een aanval op de “ongewenste” concepten van Islam. Men benoemt hier slechts een deel maar bedoelt het geheel. Bovendien zijn noch de Moslims onderverdeeld zoals zij wensen, noch is er een verschil tussen de Moslimgroepen in de basis van het geloof, enkel in details.
Deze aanval dient daarom niet als een op zichzelf staand incident behandeld te worden, maar als een onderdeel van een veel breder assimilatiebeleid dat de laatste jaren fel gevoerd wordt. Het roepen van ongefundeerde en stigmatiserende claims om vervolgens te dreigen met een verbod is hier een schoolvoorbeeld van.
Het beleid heeft namelijk, onder andere als doel om bepaalde concepten van Islam, die als ongewenst worden beschouwd door het seculiere systeem keihard aan te pakken door deze te kleineren en te demoniseren. Om het vervolgens te verdraaien en er een corrupte en geforceerde “interpretatie” aan te geven. Dit soort initiatieven worden verwelkomd, krijgen platform en worden gepromoot. Dit wordt tegenwoordig noch door de overheid, noch door beleidsmakers en politici onder stoelen of banken gestoken. Ook dit keer wordt de druk opgevoerd door een waslijst aan ongegronde aantijgingen in de schoenen van de Moslimgemeenschap te schuiven, in de hoop dat men zich steeds meer zal conformeren aan hetgeen van haar verwacht wordt. En steeds meer afstand doet van haar eigen waarden.
Ook zijn termen zoals extremisme en radicalisme politieke pressiemiddelen die aan de hand van de politieke context van kleur veranderen, en in dienst staan van het repressieve assimilatiebeleid. Zo is een Moslim die vindt dat de Wetgeving van zijn of haar Schepper beter is dan die van de seculiere democratie, in de ogen van de Nederlandse overheid een extremist wiens ideeën bestreden dienen te worden. Dit tracht men te bereiken middels zogenaamde deradicaliseringsprojecten van de overheid, om zogenaamd “extremisme” en “radicalisme” te bestrijden. Het beleid komt er openlijk voor uit dat ook ideeën en groepen die niet gewelddadig zijn maar niet stroken met de dominante normen en waarden in Nederland bestreden dienen te worden.
Met dit in het achterhoofd, is het dan nog mogelijk dat een Moslim of Moslimorganisatie die oprecht is jegens zijn religie en de Moslimgemeenschap en zich bewust is van de situatie waarin zij zich in bevindt, oproept om tezamen met de autoriteiten het “extremisme” te bestrijden en instemt met deradicaliseringsprojecten? Spijtig genoeg hebben de meeste ondergetekenden in een eerder stadium hun steun uitgesproken voor deradicaliseringsprojecten en in de meeste gevallen zijn zij er ook een onderdeel van. Dit geeft daarom het voeren van “het interne debat binnen de moslimgemeenschap” een bittere nasmaak. Zij begrijpen toch dat dit geen platform is waar wij ons op zouden moeten verenigen en dat het bestrijden van “extremisme” een politiek doel is dat de overheid nastreeft om bepaalde concepten van Islam aan te vallen? Of men zich daarvan bewust is of niet, in beide gevallen leent men zich uit voor het spel van de overheid.
Het getuigt van naïviteit als men denkt dat het volgen van het Nederlandse Islambeleid profijt zal opleveren voor Islam en de Moslims. We verwachten veel meer van de vertegenwoordigers van de Moslimgemeenschap. Daarom hopen we oprecht dat ze bij nader inzien hun statement nuanceren en zich verenigd uitspreken tegen het repressieve beleid, zonder daar voorwaarden aan te koppelen die niet in het belang zijn van de Moslimgemeenschap.
Okay Pala
Media vertegenwoordiger van Hizb ut Tahrir Nederland