Vraag:
As salaamoe ‘alaikoem,
Beste Sjeich, kunt u alstublieft antwoord geven op de volgende vraag? Het gaat om de Goddelijke ‘illah. Waar valt dit onder in de Uitspraak van de Wetgever aangaande de handelingen van de dienaar? Valt dit onder de uitspraak van het volgen van het gebod (Iqtida), omstandigheden (Wadh) of keuze (Tachyier)? En wat is het verschil tussen ‘illah en sabab?
Antwoord:
Wa ‘alaikoem salaam wa rahmatoellaahi wa barakaatoehoe,
De Hoekm Sjar’i is gedefinieerd als de Uitspraak van de Wetgever over de handelingen van de dienaren door het volgen van het gebod (iqtidaa’), of keuze (tachyier) of omstandigheden (wadh’). Iqtida is een gebod, het omhelst het gebod om een handeling te verrichten of om een handeling juist te laten. Iqtida bevat ook een definitief en indefinitief gebod. Het bindende gebod is de fardh. Het niet-bindende gebod is mandoeb. Het definitieve gebod om een handeling niet te doen, wordt haraam genoemd en het niet-bindende gebod om weg te blijven van een handeling wordt de makroeh genoemd. Dit zijn de vier oordelen en de vijfde is keuze (tachyier) welke te maken heeft met de toegestane handelingen.
Dit zijn de vijf takalief (verantwoordelijkheden). Er zijn vijf regels aangaande omstandigheden (wadh’), en die zijn: sabab (reden), sjart (voorwaarde), mani’ (obstakel), roechsa en ‘aziema (nemen of onthouden van een vrijstelling), en sihha wa boetlan, fasaad ( correcte, valse en ongeldige handelingen/contracten).
Zoals blijkt uit het voorgaande, is de ‘illah niet opgenomen in deze definitie van hoekm sjar’i. Niet onder taklief, noch onder wadh’. ‘Illah is een van de bewijzen voor een hoekm sjar’i aangaande de volgorde; de ‘illah komt voor de hoekm sjar’i en daarna wordt de hoekm daarop gebouwd. Met andere woorden, het is een bewijs en geen subregel. Daarom is de ‘illah de ondersteuning van de legitimiteit van een wet. Voor wat betreft de sabab (reden); dit is een indicator en bepaler van het bestaan van de wet d.w.z. het oordeel en niets meer dan dat. Het bewijs is hetgeen de hoekm bindend maakt bij een bindend oordeel, maar het bewijs van de sabab betekent dat het oordeel een realiteit kent.
Om dit nader toe te lichten:
‘Illah is de reden voor de legitimiteit van het Oordeel. De ‘illah is een bewijs en een indicator voor het oordeel. De ‘illah is daarom ook de reden van de tekst (ma’qoel). Als de tekst geen ‘illah bevat, dan zal het een uitdrukking (mantoeq) en een begrip (mafhoem) bevatten maar het zal geen ma’qoel hebben. Dat houdt in dat andere situaties niet dat oordeel volgen. Maar als de tekst wel een ‘illah heeft die duidelijk gekoppeld is aan het oordeel, dan heeft het oordeel dus een mantoeq, mafhoem en ma’qoel. En dan zullen andere soortgelijke situaties wel gekoppeld worden aan het oordeel. Het bestaan van de ‘illah maakt de tekst geschikt voor verschillende situaties. Dit komt niet vanwege de mantoeq of de mafhoem maar vanwege het volgen van hetzelfde oordeel door de gelijkenissen die genoemd zijn in de ‘illah. De ‘illah kan een bewijs zijn voor een oordeel, het oordeel zelf kan aangegeven worden door een uitspraak die een ‘illah bevat. Zoals de uitspraak van Allah (swt):
“En wat Allah Zijn Boodschapper aan van de bewoners van de steden afkomstige buit gegeven heeft behoort Allah en Zijn Boodschapper toe en de verwanten, de wezen, de behoeftigen en hij die onderweg is, opdat het niet in omloop komt bij de rijken onder jullie. “ (Zie VBK: soera al Hasjr, vers 7)
Allah (swt) zegt tevens:
“Voor de arme emigranten(Moehadjiroen)” (Zie VBK: soera al Hasjr, vers 8)
Het vers geeft het oordeel aan, namelijk het geven van fai’ aan de arme emigranten. Dit is reden waarom de Profeet (saw) de fai’ gaf aan hen toen dit vers was nedergezonden aangaande Banoe Nadier. Hij (saw) gaf de fai’ enkel aan de emigranten en niet aan de Ansaar, behalve twee van hen die arm waren. De ‘illah in het vers komt van de uitspraak van Allah (swt):
“ (..)opdat het niet in omloop komt bij de rijken onder jullie. “ (Zie VBK: al Hasjr, vers 7)
Dat wil zeggen, zodat de Staat niet alleen voor de rijken is bestemd maar ook voor anderen. Dus het vers heeft hiermee de indicatie gegeven voor het oordeel. Daardoor is dit de reden en de legitimiteit voor het oordeel zelf.
De sabab is de nauwkeurige beschrijving van het gegeven bewijs dat wijst op de bepaling van het bestaan van het oordeel en niet voor de legitimiteit van het oordeel. Allah (swt) zegt bijvoorbeeld:
“Verricht de salaat bij het neergaan van de zon.” (Zie VBK: al Isra, vers 78)
En de Profeet (saw) heeft gezegd:
“Bid na het middaguur.”[Overgeleverd door al Bayhaqi]
Het vers en de hadith geven aan dat de zonsondergang een teken is voor het verrichten van het gebed. Met andere woorden, als het teken aanwezig is dan kent het gebed een realiteit en moet het gebed verricht worden (als tevens alle voorwaarden van toepassing zijn). Dit geldt voor alle asbaab, zoals bij de uitspraak van Allah (swt):
“Wie van jullie getuige is van de maan (in deze maand) moet erin vasten.” (Zie VBK: soera al Baqara 2, vers 185)
En de uitspraak van de Profeet (saw):
“Vast op het moment dat jullie de maan zien.”[Overgeleverd door Boecharie]
Dit geeft aan dat als de maan is gezien dit een teken is dat de maand Ramadan begint.
Zodoende is het verschil tussen de ‘illah en sabab duidelijk. De sabab is een teken dat aangeeft dat het oordeel van kracht is, zoals de zonsondergang voor het gebed. En de ‘illah is de reden voor het oordeel en niet de reden voor het verrichten ervan. Het is eerder een van de bewijzen van het oordeel net als de tekst. Bijvoorbeeld, de afleidingen van het gebed die komen uit de uitspraak van Allah (swt):
“O jullie die geloven! Wanneer jullie tot de salaat op de vrijdag [als de dag van de samenkomst] worden opgeroepen, haast jullie dan om Allah te gedenken en laat het zaken doen. “ (Zie VBK: soera al Djoemoe’a, vers 9)
De afleiding is de reden van het oordeel. In dit geval gaat het om het verbod op de handel na de ingang van het vrijdagsgebed. Dit is de reden waarom het een ‘illah is en geen sabab zoals bij het middaguur en het gebed. Dit is namelijk niet de reden dat het dhoehr gebed verricht moet worden, maar het is een teken van het feit dat het dhoehr gebed is ingegaan en verricht moet worden.
Jullie broeder,
Ata Bin Khalil Abu Al-Rashtah
H. 13 Radjab 1437
M. 20-04-2016